Het belang van verveling
Er heerst een angst onder ouders, de angst dat hun kinderen zich vervelen. Wie herinnert zich niet de eindeloze zondagmiddagen, waarop je niets te doen had en die maar niet voorbij gingen. Om dat onze kinderen niet te laten overkomen, krijgen ze speelgoed bij de vleet. Speelgoed dat vaak een miniatuur is van de dingen die wij gebruiken. Is dat ook waar kinderen behoefte aan hebben? Of smoren wij hun creativiteit soms in de kiem…
Gerrit Breeuwsma is ontwikkelingspsycholoog aan de Universiteit van Groningen. Hij schreef diverse boeken, waaronder ‘Het vreemde kind’ over ‘de kindertijd als sleutel tot onszelf’ waarin hij beschrijft hoe de aandacht voor en de bemoeienis met het kinderleven in de laatste 200 jaar enorm is toegenomen. “Mijn boek gaat vooral over hoe het kind steeds meer bekeken wordt, object van bemoeienis is geworden. Mijn stelling daarbij is: hoe meer wij ons richten op het kind en er bovenop gaan zitten, hoe vreemder het wordt. Alle dingen die eigenlijk normaal en vanzelfsprekend zijn aan zijn gedrag, worden uitvergroot en lijken dan abnormaal. Dat is dan weer een reden van zorg en problemen. Een hoofdstuk gaat over hoe wij ons steeds meer bemoeien met het kinderleven. We kunnen bijna niet accepteren dat kinderen ook een keer niks doen. Verveling heeft een slechte naam. De meeste ouders proberen de verveling bij kinderen op te lossen, ik denk dat je kinderen beter af en toe kunt laten met hun verveling. Dan kunnen ze zelf met een oplossing komen.”
Het woord ‘verveling’ heeft een negatieve klank. Maar een woord als ‘habituatie’(wat zoiets als gewenning betekent) is veel minder negatief gekleurd. “Behavioristen deden veel onderzoek naar habituatie bij heel jonge kinderen”, vertelt Breeuwsma. “Als zij een object aangeboden krijgen, dan is er eerst een piek in de belangstelling voor dat object. Na een tijdje wordt het ‘gewoon’. Het kind habitueert aan dat object. Dat is een heel neutrale term. Je kunt ook zeggen: Het kind is verveeld, maar dan maak je het meteen normatief. Maar uit dat onderzoek blijkt juist dat kinderen dan zelf op zoek gaan naar iets anders dat hun aandacht wel weer prikkelt. Die verzadiging als het object gewoon is geworden, is ook goed. Dat betekent dat ze het object kennen, dat ze alle ins en outs ervan weten. In een cultuur met ontzettend veel aanbod voor kinderen, komen ze amper toe aan dat verzadigingsmoment. Voordat ze alles van een object kennen, wordt ze alweer iets nieuws aangeboden.”
De titel van zijn boek ‘Het vreemde kind’ leidde Breeuwsma af van het Duitse sprookje ‘Das fremde kind’ van Hofman. In dat verhaal wonen kinderen met hun ouders in het bos, ze beleven daar de mooiste avonturen, want hun fantasie laten ze er de vrije loop. Op een dag krijgen ze visite uit de stad en deze kinderen brengen mechanisch speelgoed mee. Nadat ze daar mee gespeeld hebben, heeft het bos zijn magie verloren. Het speelgoed voor kinderen is miniatuurgerei voor volwassenen. Daar is helemaal geen fantasie meer voor nodig, want het is al wat het is. Het vrije spel doet een veel groter beroep op kinderen. Je ziet ook dat dat veel langer duurt, dat ze het soms wel mee nemen naar een volgende dag. Zo van ‘morgen gaan we hier weer verder’. Er komt dan ook een verhalend element in hun spel. Ouders achten zichzelf er verantwoordelijk voor dat hun kind zich niet verveeld, maar je ontneemt je kind daarmee wel de mogelijkheid om zelf iets te bedenken.”
Verveling wordt vaak geassocieerd met kattenkwaad uithalen en hangjongeren. “Daar is het alleen in de verte aan te koppelen”, zegt Breeuwsma. “Verveling is vaak een stilte voor de storm. Laat kinderen hun eigen gang gaan, ze bedenken zelf wel iets. In de kunst en filosofie neemt verveling een bijzondere positie in. Dan hangt het samen met ergens op broeden of rijpen, uit een toestand van niets iets maken en dat klinkt veel positiever. Je kunt een kind dat zegt: ‘Ik verveel me zo’ iets aanbieden om te doen, maar dan zijn ze meestal heel snel weer verveeld, want jij hebt dat bedacht en zij niet. Maar als je ze laat, dan duurt het misschien even, maar ze vinden dan wel zelf iets waar ze veel langer mee spelen. Wij structureren het kinderspel teveel en bieden het te voorgekookt aan. Het is ook teveel onder toezicht van ouders. Als je kinderen zelf laat spelen, met elkaar zonder ouders erbij, dan is hun spel langer, fantasierijker en intensiever. Een gestructureerd spel biedt wel even een impuls, maar het duurt korter en het is minder intensief; de kinderen vervelen zich al snel. Een hyperrealistisch ding gaat minder lang mee dan een stok die dienst doet als zwaard of geweer, die stok blijft vaak maanden in de schuur staan en wordt steeds opnieuw gebruikt.”
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.